(Poll & Stewart, 1977) |
||||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
Deze soort mag niet worden samen gehouden met te kleine andere vissen, aangezien die dan als prooi worden gezien. Het aquarium moet ingericht worden met stenen zodat holen ontstaan. Aangezien deze vissen goede springers zijn is het aan te raden om het aquarium van dekruiten te voorzien.
Als voedsel moet krachtig levend voer in de vorm van Mysis, garnalen en visvlees worden gegeven. De kweek is redelijk eenvoudig. Enkele honderden eieren worden in een hol afgezet en bewaakt door het vrouwtje. Als de jongen uit het ei komen, bemoeit ook het mannetje zich met de verdediging en verzorging van de jongen. Een paartje blijft dikwijls levenslang bij elkaar. |
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||
Synoniemen : Lamprologus kendalli, Lamprologus nkambae,
Lepidiolamprologus nkambae
|
||||||||||||||||||||||||
|