(Jordan, 1884) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Vreedzame, enigszins schuwe soort die vanwege deze
eigenschap het beste in een speciaalaquarium kan worden
verzorgd. Het aquarium moet voor een gedeelte dicht
worden beplant zodat de dieren zich daar terug kunnen
trekken. Een donkere bodem en een gedempte verlichting
door middel van drijfplanten doen de kleuren beter tot hun
recht komen. Het is aan te bevelen om de temperatuur
gedurende de winter enige weken onder de 20 graden te houden Als voedsel moet klein levend voer worden gegeven. De kweek is niet al te moeilijk. In een aquarium met licht zuur, zacht water worden de eieren tussen fijnbladerige planten zoals javamos afgezet en bevrucht. De eieren moeten regelmatig "uitgelezen" worden en ondergebracht worden in een broedschaal met een schimmelwerend middel. Na twee weken komen de jongen uit. Ze kunnen worden groot gebracht met pantoffeldiertjes en later met uitgezeefde watervlooien. Ze zijn enigszins gevoelig voor een rigoureuze waterverversing. Dit dient dus uiterst voorzichtig met de druppelmethode te gebeuren. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Synoniemen : Heterandria ommata, Zygonectes mannii,
Leptolucania manni
|
||||||||||||||||||||||
|