(Bleeker, 1868) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Van deze vis zijn de mannetjes ten opzichte van elkaar zeer
agressief. Ze moeten dan ook paarsgewijs worden
gehouden. Het aquarium moet worden ingericht met
kienhout en wortels en verder aan de randen en achtergrond
dicht worden beplant zodat veel schuilplaatsen ontstaan.
Een gedempte verlichting wordt zeer op prijs gesteld. In het
midden moet veel vrije zwemruimte worden open gelaten.
De bodem moet bestaan uit fijn zand of grind.
Aangezien ze tijdens de broedtijd in de grond woelen is het
noodzakelijk om gebruikte planten goed te verankeren.
In een aquarium dat groot genoeg is en goed is ingericht
worden eventuele andere vissen die groot genoeg zijn, met
rust gelaten. Te kleine vissen worden als voedsel gezien.
De soort staat inmiddels op de rode lijst van de
IUCN Als voedsel moet groot levend voer worden gegeven zoals insectenlarven, garnalen en kleine vissen. Diepvriesvoer wordt ook geaccepteerd. De kweek is niet eenvoudig. Tot 5000 (zeer kleine) eieren worden bij de bodem afgezet en bevrucht. Ze worden in lange snoeren aan elkaar gekleefd. Na 2 dagen komen de eieren uit en nog eens 4 dagen later zwemmen de jongen vrij. Ze kunnen worden groot gebracht met infusoriën en een paar dagen later met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Jan Bukkems |
||||||||||||||||||||||
Synonoemen : Paracara typus, Paratilapia typus, Paratilapia
bleekeri
|
||||||||||||||||||||||
|