(Matthes & Trewavas, 1960) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Onderling is deze soort tamelijk agressief. Om deze
onderlinge agressie te dempen kan hij het beste worden samen
gehouden met andere forse cichliden uit het Tanganyikameer
zoals Tropheus. Het aquarium moet aan de randen en
achtergrond worden ingericht met stenen zodat veel spleten
en holen ontstaan die als schuilplaats kunnen worden
gebruikt. In het midden moet zeer veel vrije
zwemruimte worden open gelaten. Aangezien zachtere
planten als voedsel worden gezien is het aan te raden om
alleen maar de hardere soorten als decoratie te gebruiken. In de natuur voedt deze vis zich met de zogenaamde "aufwuchs" op de stenen. In het aquarium kunt u het beste spirulinavlokken geven, afgewisseld met watervlooien en Artemia. Voedsel zoals Tubifex en encytreeën kan beter vermeden worden. De kweek is niet al te moeilijk. Het beste kan een mannetje met meerdere vrouwtjes worden gehouden. Tot 50 eieren worden afgezet en bevrucht en vervolgens door het vrouwtje in de bek genomen. Na ongeveer 4 weken verlaten de jongen voor het eerst de bek van de moeder. Ze zijn dan al ongeveer een centimeter groot en kunnen worden groot gebracht met uitgezeefde watervlooien en fijngewreven droogvoer. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|