|  | (Günther, 1867) |  | ||||||||||||||||||||
|  |  |  |  | |||||||||||||||||||
| Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|  |  | |||||||||||||||||||||
|  | ||||||||||||||||||||||
|  | 
 | |||||||||||||||||||||
| Deze vis die paarsgewijs moet worden gehouden is redelijk 
                    vreedzaam ten opzichte van andere cichliden.  Het 
                    aquarium moet worden ingericht met een zachte bodem, stenen 
                    en kienhout zodat wat schuilplaatsen ontstaan.  Er moet 
                    veel vrije zwemruimte worden open gelaten.  Hoewel 
                    planten niet gegeten worden kunnen ze niet ter decoratie 
                    worden gebruikt aangezien ze bij paringsvoorbereidingen 
                    uitgegraven worden.  De dieren zijn nogal 
                    warmtebehoeftig.  Een territorium wordt ingericht. Het zijn alleseters met een grote voorkeur voor wormen. Droogvoer wordt ook geaccepteerd. De kweek is redelijk eenvoudig. Tot 500 eieren worden in een kuil afgezet en bevrucht. De jongen komen na 2 dagen uit en nog eens 6 dagen later zwemmen ze vrij. Beide ouders bemoeien zich intensief met de broedzorg. De jongen kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën en wat later fijngewreven droogvoer. | ||||||||||||||||||||||
|  | ||||||||||||||||||||||
|  | ||||||||||||||||||||||
| 
 | ||||||||||||||||||||||
|  | ||||||||||||||||||||||