(Regan, 1922) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Redelijk vreedzame soort die het beste in een kleine groep
met soortgenoten kan worden verzorgd. Het aquarium
moet worden ingericht met stenen zodat vrouwtjes tijdens de
paartijd een territorium kunnen inrichten. De soort is
redelijk gevoelig voor nitriet. Een goed filter en een
regelmatige waterverversing zijn dus aan te raden. Het zijn alleseters, dus er kan voldoende gevarieerd worden op het menu. Droogvoer wordt ook geaccepteerd. De kweek is niet moeilijk. De eieren worden afgezet en onmiddellijk door het vrouwtje in de bek genomen. Ze worden daarna met behulp van de eivlekmethode door het mannetje bevrucht. Eigenlijk is het het beste om daarna het vrouwtje in een apart aquarium onder te brengen. Bij het uitvangen loopt men echter het risico dat het vrouwtje de eieren uitspuwt. Wil men op zeker gaan is het beter om het vrouwtje pas na 18 dagen uit te vangen. Worden dan de jongen uitgespuwd dan zijn ze groot genoeg om ook zonder de moeder te overleven. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën en fijn gewreven droogvoer. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Haplochromis similis, Cyrtocara similis
|
||||||||||||||||||||||
|