(Boulenger, 1898) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Deze soort dient paarsgewijs te worden gehouden omdat de
dieren onderling zeer agressief en onverdraagzaam zijn.
Het is verstandig om te starten met zes tot acht jonge
exemplaren. Als zich daaruit een paartje vormt moet de
rest van de vissen worden verwijderd. Het aquarium moet worden ingericht met stenen zodat
schuilplaatsen en holen ontstaan. Ook kunnen wat harde
planten zoals Vallisneria worden gebruikt als decoratie. Een
territorium wordt ingericht en tegen indringers verdedigd. Als voedsel moet levend voer worden gegeven. Diepvries- en droogvoer worden ook geaccepteerd. De kweek is redelijk eenvoudig. 20-50 eieren worden in een hol afgezet en bevrucht. Na het vrijzwemmen worden de jongen aan hun lot over gelaten maar zijn toch vrij veilig omdat ze zich blijven ophouden in de onmiddellijke nabijheid van het territorium. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. De allerkleinste jongen zijn enigszins gevoelig voor grote waterverversingen. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Diskusmann |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|